22/01
Omkadering: Sportarts Roel Parys waakt over de gezondheid van de eliteatleten
Roel Parys op de Olympische Spelen in Parijs.
Foto: Belga
Als sportarts ben je een bekende naam in de Belgische sportwereld en bij Atletiek Vlaanderen, waar je ook voorzitter bent in de medische commissie, heb je ook al een mooi parcours afgelegd. Hoe ben je eigenlijk bij Atletiek Vlaanderen terecht gekomen?
“Het is allemaal begonnen in 2009. Er werd toen een sportarts gezocht die wou meegaan op Paasstage naar Tenerife. Maarten Thysen en Tille Scheerlinck hebben me toen gecontacteerd en ik ben op hun voorstel ingegaan. Die eerste ervaring was heel goed meegevallen en op die manier ben ik erin gerold. Daarna is het allemaal heel snel gegaan.”
Had je zelf een band met atletiek?
“Ik heb nooit zelf aan atletiek gedaan. Ik was veeleer een voetballer. Maar door mijn opleiding fysische geneeskunde en sportgeneeskunde was ik sowieso geïnteresseerd in alle sporten. Atletiek is een heel mooie sport en als sportarts is het vaak een hele uitdaging. Het is ook helemaal anders dan bij een ploegsport.”
Hoe bedoel je?
“Bij een ploegsport heb je alle spelers samen en kun je heel erg kort op de bal spelen. In de atletiek zitten alle eliteatleten verspreid over het land. Ze trekken ook niet allemaal op het zelfde ogenblik op stage, laat staan naar dezelfde plaats. Dat maakt het allemaal heel erg moeilijk om iedereen goed en snel te kunnen opvolgen.”
Vandaar de roep naar de veelbesproken centralisatie.
“’Daar is inderdaad heel wat discussie over geweest de laatste maanden, maar, zeker vanuit medisch standpunt, is het een voordeel als je heel wat kennis kunt centraliseren. Nu goed, we hebben een aantal tools waarbij we proberen om een zeer gedecentraliseerde sport wat te centraliseren. We hebben ons AthleticsLab, een dataplatform van Atletiek Vlaanderen. Van daaruit sturen we de elteatleten wekelijks vragenlijstjes door. Op die manier kunnen we opvolgen wat ze allemaal hebben kunnen doen en of ze ergens last van hebben. We contacteren hen ook actief zonder dat er een voorafgaande diagnose of een probleemstelling is. We vragen dan of we hen ergens hulp kunnen bieden. Vanaf dit jaar kom ik ook iedere woensdag zelf naar Gent. Daardoor zie ik de atleten ook wat vaker.”
Hoe ziet je takenpakket er eigenlijk uit als sportarts bij Atletiek Vlaanderen?
“De dagelijkse opvolging bestaat er voornamelijk in dat je bereikbaar bent op het moment dat er blessures of problemen zijn. Het is dan altijd de bedoeling om de atleet zo snel mogelijk te helpen en zo snel mogelijk de juiste diagnose te stellen. Daarna kijken we samen met de atleet in kwestie en zijn coach om een revalidatieplan op te starten. Het is iets wat nooit stopt, want op elk moment kan de gsm rinkelen. Die beschikbaarheid is een hele opgave, maar het is wel de enige manier waarop het werkt.”
Daarnaast heb je natuurlijk ook nog de kampioenschappen. Dat zijn waarschijnlijk heel intensieve dagen en weken?
“Het zijn heel vaak lange dagen, want je gaat ’s morgens mee met de eerste atleten die in actie komen en na de avondsessie ben je vaak ook als laatste terug in het hotel. We zijn aanwezig om bijvoorbeeld nog wat medicatie toe te dienen of voor het geval er tijdens de opwarming nog iets zou gebeuren. We zijn voor het grootste deel van onze tijd wel bezig met het behandelen van kleinere klachten of pijntjes. Door de stress worden dergelijke zaken door atleten vaak ook iets anders gepercipieerd. Het is dan onze taak om daarover, in samenspraak met de kiné, ook de juiste inschatting te maken. In het hotel hebben we dan ook een echotoestel om medische beeldvorming te doen in het geval er twijfel zou zijn. Het is de laatste jaren heel wat intensiever geworden, vooral ook omdat de delegaties nu ook fors groter geworden zijn. Ik herinner me het eerste WK waarop ik aanwezig was. Dat was in Daegu en we waren toen met tien atleten. Als je ziet dat er in Parijs 40 atleten aanwezig waren, dan is dat toch een stevige evolutie.”
Naast de pure medische bijstand, is de vertrouwensband met de atleten allicht ook heel erg belangrijk.
“Dat klopt. Da’s iets wat je over een langere termijn kunt opbouwen en het is zeker heel erg belangrijk. Het vergemakkelijkt je werk ook. Als die band er is, dan gaan de atleten en hun coach ook mee in je uitleg. Dat zorgt er ook voor dat ze in alle eerlijkheid alles komen zeggen. Voor er een beslissing genomen wordt, is er altijd een discussie met de atleet in kwestie en de coach. Het wederzijds vertrouwen moet er zijn om de juiste beslissing te kunnen nemen. Zeker op een WK of op de Olympische spelen waar er heel wat stress bij komt kijken.”
Ik herinner me bijvoorbeeld Alexander Doom die na afloop van het EK in Rome heel uitdrukkelijk zijn dank betuigde aan het medisch team dat hem klaar had gekregen voor de finale. Ik neem aan dat zoiets wel heel veel deugd doet dan.
“Natuurlijk. De waardering van een atleet is het mooiste wat we kunnen krijgen. Het is de atleet die de medailles haalt en die het uiteindelijk moet doen, maar dat we in dat succesverhaal toch een bepaalde rol hebben gespeeld en dat dit gewaardeerd wordt, is heel erg leuk. Natuurlijk loopt het ook soms mis natuurlijk, zoals met Alexander op de Spelen. Het is en blijft altijd een dunne koord waarop we moeten balanceren. We proberen altijd eerlijk en open te communiceren met de atleet om te voorkomen dat we voor negatieve verrassingen komen te staan.”
Hoeveel van jouw tijd gaat er naar Atletiek Vlaanderen en het begeleiden van eliteatleten?
“Ik denk dat dit tussen de 10 en 20% van mijn tijd is. Weet je, zoiets doe je zeker niet voor het geld, maar vooral uit passie voor de sport en voor de ervaring. Als je het nuchter bekijkt dan weet je dat naar een kampioenschap gaan je gewoon geld kost. Aan de andere kant zijn het unieke ervaringen en de contacten met atleten en trainers maken je als arts ook beter. Dat maakt het voor mij zo mooi.”
Je hebt de medische begeleiding en de hele omkadering van de eliteatleten ook zien evolueren over de laatste vijftien jaar. Wat is er volgens jou het meest veranderd?
“Alles is veel professioneler geworden. Er worden heel wat meer mensen en specialisten bij betrokken. De tijd dat je enkel een sportarts en een kine ter beschikking had, is volledig verleden tijd. Nu heb je ook osteopaten, psychologen, manueel therapeuten, … die erbij betrokken worden. Bovendien wordt er ook veel meer aan screening gedaan en worden meer testen uitgevoerd. De opvolging van de atleten gebeurt ook veel intensiever.”
Hebben we op dat vlak een voorsprong of veeleer een achterstand op de ons omringende landen?
“Op zich vind ik dat we het heel goed doen. Er zijn natuurlijk landen, zoals Groot-Brittannië en Nederland, die beter georganiseerd zijn dan ons. Maar heel veel hangt natuurlijk af van de middelen die ter beschikking staan. Je kunt mensen ook pas inschakelen als je ze kunt betalen. Met meer financiële middelen zou bijvoorbeeld de hele omkadering ook op stages kunnen aanwezig zijn. Maar met de middelen die we hebben, doen we toch al heel veel.”
Je haalde het zelf al aan. De waardering is het allermooiste wat je als sportarts kunt krijgen. Ervaarde je je nominatie voor het Vlaamse Sportjuweel voor Beste Sportverstrekker dan ook op die manier?
“Zeker. Het was een heel mooie waardering. Hetgeen me nog het meest plezier heeft gedaan, waren de aanmoedigingen en de steun van alle atleten. Ze deelden posts op sociale media of ze stuurden me een berichtje om te zeggen dat ze op mij gestemd hadden. Dat heb ik enorm geapprecieerd.”